Table of Contents Table of Contents
Previous Page  24 / 30 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 24 / 30 Next Page
Page Background

kingen aan de randvoorwaarden te voldoen.

De oplossing is dan het zoeken in energiearme,

maar wel nutriëntrijke producten.’ Kramer:

‘Verschillende resultaten zijn het gevolg van

verschillen in startpositie: de gemiddelde consump-

tie uit de voedselconsumptiepeiling. Het optimum is

afhankelijk van het consumptiepatroon van de start

en die startpositie verschilt voor de diverse bevol-

kingsgroepen. Het is logisch dat Optimeal® voor

de ene bevolkingsgroep een totaal andere oplossing

vindt dan voor een andere bevolkingsgroep.

Ook leiden verschillen in de criteria tot

verschillende resultaten.’

Vertaling resultaten door

Voedingscentrum

Optimeal® leverde niet altijd een oplossing, leverde

zeer wisselende oplossingen voor verschillende

bevolkingsgroepen en leverde soms onrealistische

oplossingen. Van Rossum: ‘Dit is ook door het

Voedingscentrum onderkend en daarom zijn deze

resultaten van Optimeal® ook niet 1 op 1 overge-

nomen.’ Het Voedingscentrum heeft de resultaten

gestroomlijnd in de Schijf van Vijf: Extreme oplos-

singen zijn verwijderd en tussen bevolkingsgroepen

is consistentie aangebracht. De berekeningen met

Optimeal® vormen daardoor geen rechtstreekse

onderbouwing van de aanbevolen hoeveelheden in

de Schijf van Vijf. De door het Voedingscentrum

voorgestelde aanbevolen hoeveelheden zijn wel

opnieuw door het RIVM getoetst. Zij hebben

gekeken in hoeverre hiermee werd voldaan aan

de voedingscriteria. Van Rossum: ‘Daaruit blijkt

dat vrijwel voor alle nutriënten aan de voedings-

normen is voldaan.’

MAXIMA EN MINIMA

Onder- en bovengrenzen bij de criteria bepalen

de oplossingsruimte. De meeste grenzen zijn

ontleend aan de Richtlijnen goede voeding of

de voedingsnormen van de Gezondheidsraad.

Bijvoorbeeld minimaal 15 gram ongezouten

noten per dag. Het Voedingscentrum heeft

aanvullende grenzen gesteld, gebaseerd op het

Nederlandse voedingspatroon of een

interpretatie van de kwalitatieve richtlijnen.

Bijvoorbeeld voor rood vlees is gesteld dat de

consumptie niet hoger mag zijn dan de huidige

gemiddelde consumptie.

Voor de volgende productgroepen kiest het

model iedere keer het vooraf ingestelde

maximum: vis, peulvruchten, vlees, ei en noten.

Zonder dit maximum zouden de optimale

consumptieniveaus van deze producten,

volgens Kramer, hoger zijn uitgevallen.

De grenzen zorgen voor een voeding die

voldoende in de buurt blijft van het huidige

consumptiepatroon. Zonder grenzen zou het

rekenmodel met een andere oplossing zijn

gekomen. Het Voedingscentrum heeft bij zes

van de vijftien groepen voedingsmiddelen de

oplossingsruimte beperkt. Daardoor treedt er

een grotere verschuiving op bij andere groepen

voedingsmiddelen. Kramer: ‘Om een norm te

halen moet Optimeal® blijkbaar grote

hoeveelheden opnemen. Bij keuzevrijheid met

de 200 belangrijkste voedingsmiddelen heb ik

nog nooit extreme hoeveelheden gezien.’

NIEUWE SCHIJF VAN VIJF

24|

‘Blindelings vertrouwen op de uitkomsten van een model is onverstandig’

Suiker in perspectief, mei 2016